Laatst liep ik, op een zonovergoten en waaierig Terschelling, na te denken over dankbaarheid. Dankbaarheid is er in vele vormen. Dankbaar ben je meestal voor iets wat je krijgt, iets wat je toevalt. Zomaar, zonder dat je er veel – of zelfs maar iets – voor hebt hoeven doen. In het boeddhisme is dankbaarheid gekoppeld aan een prachtige metafoor. Stel je voor: een schildpad zwemt door de eindeloze oceanen van deze wereld. Hij zwemt altijd onder water, maar één keer per 100 jaar komt hij aan de oppervlakte. Op dezelfde eindeloze oceanen drijft een gouden ring. Hoe klein is de kans dat die schildpad, die ene keer dat hij naar boven komt, zijn kop precies door die gouden ring steekt? Heel klein. En precies zo klein is de kans dat je als mens wordt geboren (en in de gelukkige omstandigheden bent dat je hierover kunt nadenken). Dat is dus iets om zeer dankbaar voor te zijn.
Ik vind het een mooie metafoor. Het maakt dat ik me als mens groots en nietig tegelijkertijd voel. Nietig vanwege de oneindigheid van tijd en ruimte waarin ik maar een stipje ben. En groots omdat ik bewúst kan zijn.
Op Terschelling was er ook vaak een gevoel van dankbaarheid bij me. Dankbaarheid voor de schoonheid, de weidsheid, de zon. Dat ik daar mocht zijn – met mijn prachtige zoons. Voor het pure geluk dat stroomde.
Als ik erover nadenk is het eigenlijk gek om dankbaarheid zo richting te geven. Om het toe te kennen aan een mooi zonnig moment op een schitterend eiland. Welbeschouwd is er een diepere dankbaarheid. Voor ieder moment, simpelweg omdat het er is. Omdat het gegeven is. Omdat het vol is van mogelijkheden, van potentie. Of het nou mooi weer is of niet. Of het nou winter is of lente.
En toch. Toch is het makkelijker voor me om dankbaarheid te voelen voor wat ik fijn vind. Voor de warmte van de zon op mijn huid, de knoppen die open springen, het zachte groen en het geluid van vogels. In de wetenschap dat lente niet bestaat zonder winter, schoonheid niet zonder lelijkheid, begin niet zonder einde. En dat het eigenlijk allemaal niet-iets is. Misschien ben ik ook wel gewoon dankbaar voor het gegeven dat ik kán genieten, dat ik voor- en afkeuren heb, dat ik mens ben!