We huren deze zomer een huis in Zweden. Onderaan de heuvel is een helder meer. Iedere ochtend opnieuw overwin ik mezelf en stap het water in. De kou laat me schrikken, doet mijn hart samentrekken. Ik plons, spartel en bries. Zwem met grote slagen. Strijd met het water, de kou. Gedachten van verzet tuimelen over elkaar. Duizend naalden prikken in mijn lichaam. Mijn bloed stroomt, mijn huid tintelt.
En dan, toch nog plotseling, een mentaal keerpunt. Ik geef me over aan de ervaring. Rustiger en eenvoudiger nu mijn bewegingen. Gewaar van het stromen van het water langs mijn huid. De intieme streling over mijn rug. De bries die langs mijn voorhoofd trekt, iets frisser bij de druppels in mijn wenkbrauwen. Zwemmen gaat vanzelf.
Drijvend op mijn rug, zonder iets te doen. Gewoon aanwezig in het water. Veelvormige wolken trekken voorbij in de heldere lucht. Een spiegel van mijn drijven en van mijn geest. Het wateroppervlak golft zachtjes, een beweging zonder begin of einde. Ik golf mee. Geen idee waar ik eindig en het water begint.
Luisteren. Naar het zachtjes klotsen. Het ruisen van de wind in de populieren langs de kant. De roep van een kraanvogel. Luisteren naar geluiden van veraf en van dichtbij. Naar geluiden die komen en gaan. Naar de stilte die tussen de geluiden is, maar ook daar onder en achter en ín. Waarin geluiden ontstaan en weer verdwijnen, zonder dat stilte zelf ooit verdwijnt.
Luisteren naar de stilte.
Een stilte die er altijd is.
Een stilte die luistert.
Langzaam kom ik het water uit en wrijf me droog. De haartjes op mijn arm staan recht overeind. Er is geen onderscheid tussen ik, kou en handdoek. Er is alleen ervaren.
In het rode huis op de heuvel wachten gezin en koffie.